Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Old English Sheepdog

Land van herkomst: Zuidwesten van Engeland

Korte geschiedenis van het ras
De Old English Sheepdog ook wel Bobtail genoemd, heeft een zeer lange geschiedenis. Het ras stamt af van de zogenoemde herdershonden, waarvan het de taak was de kudden te beschermen tegen twee- en vierbenige indringers. Behalve als waakhond werd hij gebruikt voor het naar de markt drijven van schapen en runderen. De herders wilden voor dit doel een sterke hond hebben, sterk en beweeglijk, met een scherp temperament. Later veranderde de veeteelt echter en het ras ontwikkelde zich tot een opvallende gezelschaps- en tentoonstellingshond. Zijn rollende gang en zijn grote hoeveelheid haar zijn karakteristiek voor het ras.

Rasbeschrijving
De Old English Sheepdog is een krachtige, vierkant tonende hond met een opvallende vacht en een kenmerkende gang.

Hoofd: tamelijk vierkante schedel, ruim, goed ontwikkelde jukbeenderen, uitgesproken stop, krachtige en vierkante voorsnuit, even lange snuit en schedel, zwarte neusspiegel.

Ogen: goed uit elkaar geplaatst, donker of een donker en een blauw. Twee blauwe ogen zijn toegestaan, lichte ogen ongewenst. Gepigmenteerde oogranden genieten de voorkeur.

Oren: klein, worden dicht tegen het hoofd aan gedragen.

Gebit: schaargebit, tanggebit is aanvaardbaar. Krachtige kaken en tanden.

Hals: tamelijk lang, sterk, gewelfd.

Lichaam: kort, compact, met een diepe en ruime borstkas.

Ledematen: rechte voorbenen met sterke botten, goed gehoekte schouder en opperarm, de schoft is lager dan de lendenen, krachtige lendenen, breed en licht gewelfd. Gespierde dijen, lange achterbenen met goed gehoekte knie- en spronggewrichten, laaggeplaatste sprongen, evenwijdig.

Voeten: klein rond, goed gesloten, met gewelfde tenen en sterke voetzolen.

Staart: Laag aangezet, Nooit gekruld of over de rug gedragen. Goed behaard met vacht van de juiste texture.

Gangwerk: van achteren bezien maakt hij een rollende beweging als van een beer, van de zijkant bezien is zijn gang wijd uitgrjpend met een goede stuwkracht. Hij neigt naar de telgang.

Vacht: overvloedig, met een harde structuur, ruig, zonder krul. Kwaliteit, lengte, structuur en hoeveelheid vacht zijn belangrijker dan de lengte.

Kleur: alle tinten grijs, grauw of blauw. Lichaam en achterbenen zijn eenkleurig, met of zonder witte sokken. Witte vlekken in de basiskleur zijn ongewenst. Hoofd, hals, voorbenen en buik moeten wit zijn, met of zonder aftekening.

Hoogte: reu 61 cm en groter, teef 56 cm en groter.

Bijzonderheden: 3 maal per week de ondervacht doorkammen om vervilting te voorkomen.