Hoewel de Norfolk- en de Norwich terrier dezelfde voor ouders hebben, zijn er door het fokken op een verschillende oordracht, nl. hangend of staand oor, twee types ontstaan. Beide types werden Norwich terrier genoemd.
In 1932 werd het ras erkend als Norwich terrier. Dit gold voor de beide oordrachten.
De terriers met de hangoren werden tot een ander type gefokt dan diegene met staande oren.
Ze hadden minder zwarte oogranden, stevige voeten, betere hoekingen in voor- en achterhand en bleken vlakkere spieren op de schouder en de achterhand te hebben.
Ze werden langzamer volwassen, wat jaloers op hun concurrenten en waren fanatieke jagers en racers.
Ze waren meer “terug naar de natuur”, makkelijker mee te fokken en onafhankelijker dan de Norwich terrier.
Af en toe zien we nog wel eens Norfolk terriers waarvan de oren halfstaand of staand zijn.
In 1964 werd de Norfolk terrier erkend als een apart ras.
Het type en het karakter was duidelijk verschillend van dat van de Norwich terrier en de beschrijving van de vroegere Norfolk geldt heden te dage nog steeds. Deze clowntjes, lief en aanhankelijk als ze zijn, kunnen nog steeds racen en jagen. Soms moeten we moeite doen om ze uit de sloot te krijgen als ze de eenden achterna zwemmen.
Ze zijn echter makkelijk op te voeden en te trainen en soms wordt er agility met hen gedaan. Als ze met liefde en aandacht,
maar wel consequent , worden opgevoed zijn het makkelijke terriers. Wel een middelgrote terrier in pocket formaat.
Bij ons leven ze in een grote groep van verschillende terriers. Er komen veel mensen en kinderen over de vloer. Ze zijn dan heel sociaal.
De kleuren zijn rood, lichtrood tot zandkleurig en black en tan. Ze moeten minimaal 2x per jaar met de hand geplukt worden om een mooie vacht te houden.
Om een mooi model te houden is 3 of 4x per aan te bevelen. Een paar keer borstelen in de week kost weinig tijd en houdt deze terrier netjes.