Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Tatrahond

(Owczarek podhalanski)

land van herkomst:
Polen

lichaam:
De reuen hebben een iets compactere bouw.
Brede borstkarst.
Hoekingen voor recht.
Achter matig gehoekt.

gebit:
Schaar/tanggebit is toegestaan.

hals:
Middellang stevig sterk en dik, diep geplaatst, licht vooruit geschoven op het lichaam.

hoofd:
Lengte hoofd tot stop en de voorsnuit van evenredige lengte of iets langer.
Brede neusrug iets toelopen. Zwarte neus en lip pigment en donker pigment aan de oogleden. Duidelijke neusgaten.
Gesloten lippen.
Snuit mag niet te spits zijn.

ledematen:
Krachtig gespierd en geknookt.
Een beetje platte ribben.

ogen:
Bij voorkeur donkerbruin en iets schuin geplaatst.
De ogen kijken rustig en verstandig.

oren:
Gedragen met binnenzijde vlak tegen het hoofd, aanzet niet te hoog.
Lengte, midden groot niet te kort, vorm, oogt driehoekig.

staart:
Laag aangezet en in rust laag gedragen.
Goed behaaard reikend tot op de sprong of langer.
Haak aan het einde van de staar wordt toegestaan.
In vrolijke staat kunnen de staarten omhoog en in een boog staan.
Te sterk ingekrulde staarten zijn niet gewenst.

voeten:
Mooi rond goed aangesloten tenen. (als een kattenvoetje)

vacht:
Op de kop en de voorpoten kort en dicht behaart.
Op de achterbenen vanaf het spronggewricht kort en dik behaard, voorbenen van knieën zijn ook met kort, dik haar bedekt.
Lange bevedering en een goede broek.
Op het lichaam een lange dikke vacht, steil, golvend of iets krullend, te veel krullen zijn niet rastypisch.
Ook de kraag is vol behaard

Verzorging:
Een keer per week een lichte borstel beurt. In de rui verliest die veel haren.
s’Zomers is zijn haardracht minder dik dan in de winter.

kleur:
wit

gangwerk:
Uitgrijpend en ruim.

schofthoogte:
Reuen 68/70 met een speling van een paar cm.
Teven 63/65 met een speling van enkele cm.

gewicht:
Reuen tussen 50 /55 kilo.
Teven tussen 40/45 kilo.