Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Gordon Setter

Oorsprong en geschiedenis: De Gordon Setter wordt ook wel Black and Tan Setter genoemd, hij dankt zijn naam aan de Duke of Gordon die zijn black and tan Schotse Collies kruiste met zijn Setters. Uit betrouwbare documenten blijkt echter dat er reeds in de eerste helft van de 18de eeuw al verschillende kennels in de Midland Counties Black and Tan Setters hielden. Pas veel later in het begin van de 19de eeuw kocht de Duke de hele stam van Thomas William Coke. Hij zuiverde en verbeterde het ras gedurende vele jaren zonder gebruik te maken van andere stammen. Pas op 1 januari in 1924 besloot de Kennel Club dat de Black and Tan Setter officieel Gordon Setter werd genoemd. Dit ras werd speciaal gefokt voor de jacht op veer wild om het op te sporen en aan te wijzen. In die tijd werd er nog met het net gejaagd waarbij de Gordon tot taak had het wild in dekking te houden zodat de jager het net erover heen kon gooien. Voeg daarbij het ruige schotse landschap en het grillige klimaat en men begrijpt dat het een wat zwaarder gebouwde, gespierde jachthond moest zijn die onder deze omstandigheden kon werken. Hij is dan ook de langzaamste onder de Setters. Tevens is de Gordon Setter van de Schotse hondenrassen de enige jachthond.

Omdat de manier van jagen gedurende de eeuwen veranderde verloor de Gordon zijn functie, maar liefhebbers wisten het ras te behouden.
Aquarel op zijde van Maruyama Okyo uit 1788
Karakter en sociale aanleg:
Gordon Setters zijn waakzaam en levendig, energiek, vrolijk en buitengewoon trouw. En toegewijd aan leden van het gezin, maar hij kan wat terug houdend zijn tegenover vreemden. In het algemeen kan men zeggen dat Gordons de aandacht die ze krijgen van vreemden tolereren, dan dat ze deze aandacht vragen. De Gordon blijft altijd een beetje een puppy, maar met de juiste techniek kan men de jonge Gordon trainen zonder hun karakter te breken. Het is een ras dat niet goed reageert op een harde manier van trainen. Laat de jonge Gordon op een positieve manier ervaring opdoen met allerlei situaties, dieren, mensen en dingen.
Gordons zijn hoog intelligente honden, die gauw weten hoe ze hun voordeel kunnen behalen tijdens het spel, een consequente aanpak is bij de opvoeding belangrijk.
Gordons zijn in staat zich aan verschillende leefomstandigheden aan te passen, zolang ze maar van een liefdevolle baas verzekerd zijn. Gordons hebben een veilig, omrasterd gebied nodig waar ze kunnen rennen en spelen. Een regelmatige wandeling aan de riem is noodzakelijk, laat hem liever niet los lopen want zodra het jachtinstinct hem aanzet tot het volgen van wild zou het spoor hem over een drukke weg kunnen leiden met alle gevolgen van dien. Over het algemeen gaat een Gordon Setter en kinderen goed samen maar het is goed om ook de kinderen te leren hoe ze de rechten van de hond moeten respecteren binnen het gezin.

Gordons hebben zo hun manier om duidelijk te maken wat ze willen dit kan variëren van het kwispelen met hun staart tot het voeren van hele “gesprekken” als ze hun eten krijgen of iemand begroeten.
voorbeeld uit van de kongo-go (1948)
Land van oorsprong:
Engeland (Schotland)

Rasgroep FCI:
7 Voorstaande honden

Schofthoogte:
Reuen 66 cm en teven 62 cm

Kleur:
Zwart met Tan aftekening

Rasvereniging:
Nederlandse Gordon Setter Club
Ras kenmerken:

Hoofd:
Eerder diep dan breed, maar breder dan de voorsnuit. De schedel is licht gewelfd en het breedst tussen de oren. Duidelijke stop, de wangen zo droog mogelijk en de voorsnuit niet puntig of spits. Grote brede neus, neusgaten open en zwart. De snuit minder diep dan lang.

Ogen:
Donker bruin, met een levendige intelligente uitdrukking.
Oren:
Middelmatig lang, dun. Laag aangezet en vlak tegen het hoofd aanliggend.
Hals:
Lang, droog, gebogen en zonder keelhuid.
Voorhand:
Lange schouderbladen, goed schuin geplaatst; breed ovaal bot, toppen van de schouderbladen dicht bij elkaar, niet beladen. Laaggeplaatste ellebogen, die vlak tegen het lichaam aansluiten. Voorbenen met ovaal bot, recht en sterk; rechte polsen.
Lichaam:
Middelmatige lengte, diepe borst, goed gewelfde ribben. De achterste ribben diep. Brede lichtgewelfde lendenen. Voorborst niet te breed.

Achterhand:
Van heup tot sprong lang, breed en gespierd. Van sprong tot hak kort, sterk. Goede knie hoeking. Middenvoeten loodrecht. Het bekken ligt bijna horizontaal.

Voeten:
Ovaal en goed gesloten.

Staart:
Recht of enigszins sabelvormig. Wordt horizontaal of onder de ruglijn gedragen. Niet verder dan de sprong reikend.