Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Grand Bleu de Gascogne

Land van oorsprong: Frankrijk

Grand Bleu de Gascogne Gebruik
hond voor de jacht onder het geweer, soms voor de lange jacht, op groot wild, maar ook voor de haas, meestal in meuteverband of individueel als speurhond.

Geschiedenis
Het is een oud ras, een tijdgenoot van de Sint Hubertushond; hij maakte in de 14e eeuw deel uit van de meute van Gaston Phoebus, Comte de Foix, die hem gebruikte voor de jacht op wolf, beer of everzwijn.

De Grand Bleu de Gascogne werd oorspronkelijk vooral in zogenaamde meutes gebruikt bij de jacht op wolven, maar toen de wolven zo goed als uitgeroeid waren, werd de hond aangepast voor de jacht op ander wild. Tegenwoordig jaagt deze hond, die een welluidende blaf heeft en uiterst precies te werk gaat, vooral op hazen, herten en wilde zwijnen. Het ras heeft een goede neus en een groot uithoudingsvermogen. Er zijn nog steeds veel meutes in Frankrijk, maar buiten het land van herkomst is er voor het ras niet veel belangstelling.

Rasbeschrijving
De Grand Bleu de Gascogne is een vrij grote en imposante hond met een onmiskenbaar Frans uiterlijk.

Hoofd: zeer adellijk. Vrij krachtig en langgerekt, met een wat losse huid, die plooien en rimpels vormt. Zwak uitgesproken stop. Lange en licht gebogen neusrug, zwarte neusspiegel en vrij dunne lippen met duidelijke mondhoeken. De schedel is licht gewelfd, niet erg breed; het ras heeft een uitgesproken achterhoofdsknobbel.

Ogen: vrij dikke en zware oogleden, ietwat hangende onderste oogranden, donker kastanjebruine ogen die diep lijken te liggen. Droeve maar milde en trouwe uitdrukking.

Oren: kenmerkend voor het ras. Ze reiken tot de neusspiegel, zijn er laag aangezet en fijn; ze omlijsten het hoofd elegant.

Gebit: wordt niet in de rasbeschrijving aangegeven.

Hals: gematigd lang en met een beetje keelhuid.

Lichaam: goed ontwikkelde, diepe en ruime borstkas met normaal gewelfde ribben. Vrij lange en sterke rug met vlakke lendenen, nauwelijks opgetrokken buiklijn.

Ledematen: goed bespierde en goed gehoekte voor- en achterhand. Rechte voorbenen met sterke botten, lage sprongen.

Voeten: ovaal, compact, met sterke voetzolen.

Staart: lanng, wordt in sabelvorm gedragen.f

Vacht: vrij grof en dicht en niet te kort.

Kleur: zwarte vlekken op een witte ondergrond, wat een leiblauwe indruk wekt. Aan beide zijden van het hoofd zitten zwarte vlekken, die ook de oren bedekken, wat kenmerkend voor het ras is. Tanaftekening kan voorkomen boven de ogen, op de wangen, de binnenkant van de oren, de ledematen en onder de staartaanzet.

Schofthoogte: reu 65-72 cm, teef 62-68 cm.