Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Perdigueiro Português

Historie
Het verre verleden van de Perdigueiro is niet helemaal zeker. Zijn aanwezigheid in Portugal kan worden nagegaan tot in de late 14de eeuw.
Het mag worden aangenomen dat, met de jaren en onder verschillende invloeden, sommige van de veranderingen in het origineel op dusdanige wijze zijn vastgelegd, dat zij de Perdigueiro zijn individualiteit gaven.

Hij moet in feite worden beschouwd als een autochtoon, duidelijk omschreven ras, zowel in bouw als in karakter. De Perdigueiro wordt verspreid over het gehele landelijke gebied van Portugal gevonden, voornamelijk in dorpen waar jagen een favoriete sport is. Buiten Portugal is de Perdigueiro nauwelijks bekend.

Gebruik
De Perdigueiro Português is een vasthoudende jager en een goede loper. Hij is een trouwe hulp en een listige werker voor de jagende sportman. Alert en stil met opgeheven hoofd, geopende neusgaten, brengt hij zijn kennis, verkregen door zijn gevoel voor geuren over naar zijn attente metgezel door zijn houding, blik, de houding van de staart of zijn gangen.

Hij wijst vastberaden aan, in vreemde houdingen verbonden met zijn karakteristieke verstandelijke reflexen: samengetrokken gezicht, glazige en starende blik, afwachtend en luisterend oor, onbeweeglijk hoofd, stijve horizontale staart, een opgeheven voorbeen; hij is op dat moment zich niet bewust wat er om hem heen gebeurt. Hij heeft geen moeite met het klimaat of ruig terrein. Apporteren doet de Perdigueiro ook erg graag.
Gedrag / Temperament
De Perdigueiro is een hond die van actie houdt, contstant en onvermoeibaar draaft, elk spoor aanneemt en nazoekt.
Hij wordt met name voor de vogeljacht gebruikt en is een hond met veel doorzettingsvermogen en snelheid. De Perdigueiro is buitengewoon gesteld op mensen. Hij toont soms zo veel liefde voor zijn baas en huisgenoten, waardoor sommigen hem wel wat opdringerig vinden.
Algemene verschijning
De Perdigueiro Português is een middelgrote hond met een krachtig lichaam en een massief hoofd.
Hij toont een stevige bouw gecombineerd met een gewelige elasticiteit in zijn bewegingen.
De beharing is kort en stevig. Er is geen ondervacht.
De kleur is geel tot bruin, eenkleurig of met witte aftekeningen.
De schofthoogte van reuen is 56 cm.
De schofthoogte van teven is 52 cm.
Er is een tolerantie van 4 cm naar boven of beneden.

Klassificering F.C.I :

Groep 7: Staande honden
Sektion 1.1 , Continentale Staande honden, type <> met werkbrevet

LAND VAN OORSPRONG: Portugal

DATUM PUBLICATIE HUIDIG GELDENDE STANDAARD: 19 september 1967

GEBRUIK:
een vasthoudende jager en goed loper. Hij bestrijkt de grond met de volharding van een ervaren zoeker, voortdurend kijkend naar een prooi, met alle aandacht vereist voor zijn uitmuntende subtiele neus en voortreffelijke vaardigheden. Listige werker en trouwe hulp voor de jagende sportman. Alert en stil, met opgeheven hoofd, geopende neusgaten, brengt hij zijn kennis, verkregen door zijn gevoel voor geuren over naar zijn attente metgezel door zijn houding, zijn blik, de houding van de staart of zijn gangen. Een goede Perdigueiro Portugueso staat altijd klaar om te helpen met intelligentie, soms zelfs met verrassend vernuft. De hond beheerst het stil staan wanneer zijn gevoel wordt ontwaakt door de geur van het spel. Hij wijst vastberaden aan, in vreemde houdingen verbonden met zijn karakteristieke verstandelijke reflexen: samengetrokken gezicht, glazige, starende blik, afwachtend luisterend oor, onbeweeglijk hoofd, stijve horizontale staart, een opgeheven voorbeen; hij is bij tijden zich niet gewaar wat er om hem heen gebeurt, zodra zijn reukzin de nabijheid voelt van het spel. Geenszins egoïstisch, geniet hij en toont dit genot door dat plezier te delen met de jager, ongeacht hoe zwaar het klimaat of ruig het terrein. Zijn belangrijkste interesse is de prooi te brengen en deze te overhandigen aan zijn meester. Wat hij beide verrassend goed doet.

KORT HISTORISCH OVERZICHT
zijn verre verleden is in nevelen gehuld; we hebben in elk geval een goede reden, om te vermoeden dat hij oorspronkelijk van het oosten van het Iberische schiereiland komt; zijn aanwezigheid in Portugal kan worden nagegaan tot in de late 14e eeuw. Het mag worden aangenomen dat, met de jaren en onder verschillende invloeden, sommige van de veranderingen in het origineel werd vastgelegd op dusdanige wijze, dat zij de Portugese Pointer zijn individualiteit gaven. In feite moet hij worden beschouwd als een autochtoon, duidelijk omschreven ras, zowel in bouw als in geestelijke karakteristieken. De Perdigueiro Portugueso wordt gevonden verspreid over het gehele landelijke gebied van Portugal. Als zeer gewaardeerde jachthond zijnde voornamelijk in dorpen waar jagen een favoriete sport is.
De Podenco is zeker geen hond voor iedereen, maar als het klikt heb je een vrolijke, speelse, levenslustige, aparte kameraad.

ALGEMENE VERSCHIJNING:
van middelmatige verhoudingen, brakachtig type hond, evenwichtig in belijning. Toont een stevige bouw gecombineerd met een geweldige elasticiteit van bewegingen.

GEDRAG/TEMPERAMENT:
extreem toegewijd; zeer nederig, de Perdigueiro Portugueso kan tot extreme toewijding gaan, soms zelfs beschamend, wanneer, door gebrek aan training, de hond zowel gebaren als vocale commando’s negeert. Hij is heel aangenaam in de omgang, hoewel op zijn eigen manier soms nogal dartel. Hij is van een elegant voorkomen, van een kalm maar levendig temperament en van een interessante ongedurige veelzeggendheid.

HOOFD:
in verhouding met het lichaam. Het geeft, echter, door zijn vorm, de indruk groot te zijn. Nogal zwaar, maar mag niet te knokig of vlezig zijn. Bedekt met losse en fijne huid zonder enige rimpels; eventuele rimpels mogen slechts licht ontwikkeld zijn. Van voor gezien, is het hoofd vierkant, van opzij rechtlijnig. Goed geplaatst in de hals, om een vrij en trots gedragen hoofd mogelijk te maken. Goed gevormd en met goede verhoudingen; van voren toont het hoofd een duidelijke scheiding tussen neusbrug en schedel langs een ideale lijn ter hoogte van de binnenste ooghoeken.

SCHEDELGEDEELTE
schedel: van voren is het voorhoofd bijna vlak, hoog, breed en symmetrisch. Van opzij licht gewelfd. Achterhoofdsknobbel nauwelijks waarneembaar.
Stop: duidelijk afgetekend (hoek schedel-voorsnuit rond de 100º). Dichter bij de neuspunt dan de achterhoofdsknobbel.

AANGEZICHTSGEDEELTE
neus: vormt een perfecte rechte hoek met neusrug en bovenlip. Neusgaten groot, goed gevormd en goed open. Neusleer zwart bij gemskleurige of soortgelijke kleuren; bij voorkeur lichtbruin of donkerbruin bij bruin gekleurde honden, neus altijd lichter dan de vacht.
voorsnuit: neusrug recht, voldoende breed over de gehele lengte; vlak over de hele lengte. De verbinding met schedel duidelijk afgetekend.
lippen: middelmatig groot. Slijmvlies onregelmatig gepigmenteerd. Bovenlip pendulevormig maar niet overdreven, slechts licht vlezig, toont vierkant in profiel; natuurlijk vallend zonder vouwen en vormt met de onderlip een losse en gevouwen plooi, resulterend in licht hangende mondhoeken.
kaken/gebit: normaal gebit moet altijd worden gewaardeerd naar plaatsing, samenstelling, vorm en ontwikkeling van de tanden elke keer als de hond zijn bek sluit. Goed aangepaste en ontwikkelde kaken, ontmoeten elkaar in een correct gebit.
ogen: recht vooruit kijkend, perfect gelijk en symmetrisch; groot, verschillende kleuren bruin, bij voorkeur donker. Ovaal, recht geplaatst, de oogkas goed vullend. Dunne wijd geopende oogleden, gemakkelijk bewegend en goed sluitend. Zowel bij zwarte als bruine oogleden in overeenstemming met neuspigment. Helder, expressieve oogopslag, speciaal bij volwassen dieren. Duidelijke wenkbrauwbogen, maar zonder overdrijving, wat het hoofd anders benig maakt.
oren: middelmatige lang (15 cm in lengte, 11 cm in breedte), dun, soepel, bedekt met fijn, zacht, kort haar; veel breder aan de basis dan aan de punt (1 tot 2½); met een ronde oorpunt en driehoekig. Het oor hangt vanaf bijna vlak oppervlak; hoog aangezet, goed vallend en parallel; als de hond attent is toont ze aan de buitenkant één of twee kleine lengterimpels van verschillende diepte en breedte maar nooit zeer nadrukkelijk.

HALS Recht, bovenste derde licht gebogen, niet erg dik, tamelijk lang met korte keelhuid aan de onderkant. De hals ontmoet het hoofd gracieus in een buiging van ongeveer 90º; overgang met rug perfect en harmonieus verbonden zonder duidelijke overgang.

LICHAAM: schoft: middelmatig hoog en nogal dik.
rug: kort, recht, breed, perfect horizontaal; soepel overlopend in de lendenen.
croupe: harmonisch gevormd; in goede breedteverhouding tot lendenen. Van opzij is nogal schuin, met een nogal afvallende croupe als resultaat.
borst: diep en breed, borstbeen onthuld een goede borstcapaciteit; meer ontwikkeld in de lengte en diepte dan de breedte en reikt tot de ellebogen. Ribben zeer goed gewelfd en duidelijk breed in het bovenste gedeelte. De lendenen en het kruisgedeelte, borst en de aangrenzende ribben vormen een hoefijzer, met beide uiteinde tegen elkaar.
onderbelijning en buik: van borstbeen tot lies; de lijn welke het onderste gedeelte van de rug en buik volgt is zichtbaar schuin. Van bodem tot top en van front tot achterhand; volgt ze de natuurlijke buiklijn en bijdraagt aan een buik van middelmatige omvang. Even als de korte afstand die de heupen van de laatste ribben scheidt, de flanken een kort en goed gevuld beeld gevend.
STAART:
Gewoonlijk met een derde ingekort; indien ongecoupeerd, niet voorbij liever nog niet eens tot de hak reikend. Recht, middelmatig hoge aanzet, sterk aan de wortel, geleidelijk toelopend tot de punt, maar niet teveel; goed aangezet, goed ontwikkeld, perfect doorlopend als het verlengde van de croupe; bijdragend aan de gratie van de belijning. In rust, wordt de staart gedragen langs de benen maar nooit tussen de benen; in actie stijgt de staart tot horizontaal of iets hoger, maar nooit verticaal noch gebogen als een sikkel.Vanuit dynamisch oogpunt, beweegt de hond staart of stomp van de ene kant naar de andere kant perfect synchroon met zijn pas

BENEN
In rust voorbenen van opzij recht. Achterbenen vanachter recht. Voor- en achterbenen, van voor en opzij perfect parallel tot midden van het lichaam, geeft grote stabiliteit en veel natuurlijke soepelheid van beweging.

VOORHAND:
schouder: lang, goed geplaatst, iets beladen, geleidelijk hellend.
opperarm: dicht tegen de borst, als de schouder, lengte in verhouding met de afstand tussen schouder en het punt van de schouder; de hoek is in verhouding met de hoek van de schouderbladen.
elleboog: van de borst gescheiden door de oksel; welgevormd, goed aangesloten, niet in- of uitdraaiend.
voorbenen: vrij van het lichaam; lang, recht en loodrecht gezien van voor en opzij.
polsgewricht: in perfecte lijn met de bovenarm
pols: breed, nogal hellend, lengte in verhouding.

ACHTERHAND:
bovenste dij: bijvoorkeur lang, breed, goed gespierd.
billen: de bil toont min of meer scherp gebogen lijn van staartbasis tot achillespees; de lengte hangt af van de lengte van de helling van de dijen; bij voorkeur lang en nogal gespierd.
knie: onder de buik, maar niet te ver weg van deze; nogal duidelijk en licht naar buiten gedraaid.
tweede dij: goed geplaatst; lengte in verhouding met bovenste dij, helling in verhouding met helling croupe.
hakgewricht: normaal gehoekt en goed geplaatst; welgevormd, breed en dik.
hak: kort, rechtop, bijna cilindrisch, van gelijke dikte maar pezig.
Gewrichten en hoekingen: duidelijk goed ontwikkeld in breedte en dikte, dusdanig gevormd dat het de grootst mogelijke strekking van voortbeweging toelaat. De plaatsing van de benige gedeeltes moeten in relatie met de benige basis van de grens gebieden zijn, hoekingen vormend van verschillende grootte, maar nooit de regelmatigheid van de gangen hinderend.

VOETEN: in verhouding met de lengte van de benen en het formaat van de hond; de voet is eerder tamelijk rond dan lang, zonder te lijken op een kattenvoet. Goed gevormde tenen, gesloten en stevig bij het dragen van het gewicht van de hond, dragen bij aan de uniformiteit van de hele voet. Voetzolen dik, goed ontwikkeld en gescheiden, zwart, voldoende ruig, hard en weerbestendig. Nagels goed ingebed, hard en bij voorkeur zwart.

GANGWERK: normale mechaniek van beweging. In het werk is draf de typische gang uitgrijpend, gemakkelijk, ritmisch. Benen goed optillend en ritmisch plaatsend en afwisselend diagonaal benen rechts en links; eerst het rechtervoorbeen en het linkse achterbeen, de andere tweede andere twee overblijvende ophoudend daarna de andere kant.

VACHT
beharing: kort, sterk, gesloten, niet erg zacht en dicht; vrijwel gelijkmatig verdeeld over het lichaam, behalve de oksels, liezen, omgeving van de anus en geslachtsdelen waar het dunner en zachter is. Op het hoofd, in het bijzonder de oren, waar het fluweelachtig voelt, en korter en gladder is. Geen ondervacht.
kleur: geel en bruin, eenkleurig of met witte aftekeningen.

FORMAAT EN GEWICHT Schofthoogte reuen: 56 cm
Schofthoogte teven: 52 cm
Met een tolerantie van 4 cm naar boven of beneden.
Gewicht: volwassen reu rond de 23,5 kg (20-27 kg)
volwassen teef rond de 19 kg (16-22 kg)

DISCWALIFICERENDE FOUTEN:
• hoofd: atypisch
• neus: ongepigmenteerd, onregelmatig gevlekt.
• Kaken: onder- of bovenvoorbeet.
• Ogen: blauw oog, ogen verschillend in vorm of formaat; blind
• Oren: atypisch, incorrect geplaatst, te groot, vlezig, te gevouwen of gekruld oor; doof.
• Staart: niet compleet bij de geboorte, zeer rudimentair, compleet gecoupeerd of een niet karakteristieke dracht.
• Hubertusklauwen: aanwezigheid; zelfs al is het maar rudimentair.
• Vacht: afwijkend van de standaard; albinisme
• Hoogte: reusvorming, verdwerging, teveel boven of onder de gewenste maat.