Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Norrbottenspets

STANDAARD: NORRBOTTENSPETS

Land van oorsprong: ZWEDEN

ALGEHELE VERSCHIJNING:
Kleine, vierkante spitshond, stevig gebouwd met droge, krachtige spieren. De hond moet zeer goed gebouwd zijn, het hoofd hoog en onbevreesd gedragen. De hond moet buiten- gewoon beweeglijk zijn. Het verschil in lichaamsbouw vanwege het geslachtsverschil moet duidelijk aantoonbaar zijn. De Norrbottenspets moet als jachthond oplettend en stoutmoedig zijn, de indruk gevend van waakzaamheid, beweeglijkheid, vriendelijkheid en zelfvertrouwen. Nooit zenuwachtig, schuw of agressief. De ideale hond moet de indruk geven van een typische, kleine spitshond, die zeer levendig en aandachtig, van een goede lichaamsbouw en karakter.

HOOFD:
Het hoofd moet krachtig zijn, droog, goed gevormd en van voren en opzij gezien, wigvormig. De snuit tamelijk lang, scherp toelopend. De lengte ervan moet half de lengte zijn van het hoofdof korter. De schedel tamelijk breed, goede stop doch met mate afgetekend, het voorhoofd licht gewelfd en de schedel tamelijk vlak. De wenkbrauwbogen moeten duidelijk zichtbaar zijn en de neusrug recht. De neus moet zwart zijn en de lippen dun, droog en goed aansluitend.

GEBIT:
Schaargebit met goed ontwikkelde tanden.

OGEN:
Ogen gematigd groot, helder met een kalme en energieke uitdrukking. Donker bruin. De ogen moeten amandelvormig zijn en schuin geplaatst.

OREN:
Hoog aangezet, iets boven gemiddelde grootte en rechtop staand. De punten iets afgerond.

HALS:
Tamelijk lang, droog en gespierd met een enigszins gebogen hals, rechtop gedragen.

LICHAAM:
Korte rug, sterk, gespierd en elastisch. Van opzij gezien iets over de schoft aflopend en dan recht. Lendenen kort en breed. Het kruis tamelijk lang en breed, iets aflopend en met goed ontwikkelde spieren. De borst tamelijk diep en lang, de achterste ribben eveneens goed ontwikkeld.Van de voorzijde gezien, ovaal gevormd. De borstkas is goed ontwikkeld en duidelijk afgetekend. Voorzijde van normale breedte. Van opzij gezien moet het laagste gedeelte van de borstlijn de onderarm bereiken, net onder de elleboog en vloeiend overgaan in de buiklijn. De buiklijn tamelijk goed opgetrokken. Borstdiepte (de verticale afstand van het hoogste punt van de schoft tot het laagste punt van de borst) moet ongeveer de halve hoogte van de schofthoogte zijn.

VOOR-EN ACHTERHAND:
Schouderblad: lang en breed met een goed ontwikkelde kam en spieren. Goed tegen de borstkas aangesloten en verhoudingsgewijs naar achteren geplaatst. Bovenarm: moet dezelfde lengte hebben als het schouderblad, sterk, goed aangesloten tegen de borstkas maar vrije beweging toelaten en een duidelijke hoek met de kam vormen . De ellebogen zijn naar achteren gericht. Onderarm: recht, sterk bot, droge doch beweeglijke spieren. Pols en teenkootjes: Sterk. De onderarm vormt, van voren gezien, een rechte lijn met het polsgewricht en teenkootjes. Van opzij gezien zijn de teenkootjes iets naar voren gehoekt. Voorvoeten: klein, sterk, recht naar voren staand, goed gewelfd en gesloten, met goed ontwikkelde, stevige voetzolen. Kruis: naar verhouding lang, breed en sterk, iets aflopend. Dijbenen: naar verhouding lang gevormd met een rechte hoek naar het bekken. Sterke spieren. Knie-gewricht: sterk. Onderdijbeen: vormt een duidelijke hoek met het opperdijbeen. Sprong: van voren zowel van opzij gezien; ruim en sterk. Achter-teenkootjes: droog, elastisch en tamelijk lang. Achtervoeten: als de voorvoeten. Recht vooruitstaand. Van achter gezien zijn de achterbenen parallel.

STAART:
Verhoudingsgewijs hoog aangezet, in een tamelijke hoge boog gedragen, losjes gekruld, de punt van de staart raakt de zijkant van het dijbeen. De lengte ervan zal niet onder de sprong reiken. Een korte staart is niet toegestaan.

GANGWERK:
De Norrbottenspets zal in korte galop en draf vloeiende, gelijkmatige bewegingen laten zien en goed grond beslaan. Bovenlijn moet stevig zijn. Achterbenen moeten parallel zijn.

VACHT:
Hard, kort, recht en tamelijk dicht aaneengesloten haar, een fijne en zachte ondervacht. Kort op de neusbrug, schedel, oren en voorzijde van de benen; langer op de hals, achterzijde van de dijbenen en onderzijde van de staart.

KLEUR:
Alle kleuren zijn toegestaan. De ideale kleur is wit met gele of rood/bruine platen.

HOOGTE:
Ideale hoogte: reu: 45 cm teef: 42 cm

Iedere afwijking van de voornoemde punten zal als een fout overwogen moeten worden en de ernst van de fout moet in de juiste verhouding worden bezien.