Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Australische Silky Terrier

Land van herkomst: Australie

Australische Silky Terrier

Korte geschiedenis van het ras

De Silky Terrier is een betrekkelijk nieuw ras. De Australische Terrier, die de basis in de Silky Terrier is, is onder andere ontstaan door inkruising van de Yorkshire Terrier en in hun nesten konden deels Australische Terriers, deel Yorkshire Terriers en deels iets wat tussen deze twee rassen in lag, vallen. Ze werden Sidney Silky Terrier genoemd, maar toen ze zuiver gefokt werden en naar buiten Australie werden geexporteerd, werd de rasnaam veranderd in Australische Silky Terrier. Tegenwoordig is de correcte naam Silky Terrier. De Silky Terrier is een kleine langharige hond met een typisch terriertemperament. Hij behoort niet tot de meest voorkomende terrierrassen.

De Australische silky terrier is een compacte hond, die een schofthoogte van 23 centimeter en een gewicht van 4,5 kilogram kan bereiken. Het lichaam van terriër moet in verhouding met de schofthoogte lang zijn. De lange vacht van de Australische silkyterriër is glad en ligt vlak tegen het lichaam aan. Het heeft een fijne structuur en is glanzend. De meest gewenste vachtkleur is blauw. De oren van de hond zijn klein en v-vormig en hoog op de schedel ingeplant. Ze worden rechtop gedragen en hebben geen lange haren. Puppy’s worden altijd zwart geboren.

Rasbeschrijving

De Silky Terrier is een compacte hond, laagbenig, middelmatig lang en heeft een weelderige vacht.

Hoofd: de voorsnuit is iets korter dan de schedel. Krachtig hoofd met een duidelijk terrierkarakter, tamelijk breed tussen de ogen, vlakke schedel, zwarte neusspiegel. Op het hoofd een kuif van fijn, zijdeachtig haar, dat niet over de ogen valt.

Ogen: klein, met ronde openingen, zo donker mogelijk, felle uitdrukking.

Oren: klein, V-vormig, dun, hoog aangezet en opstaand, geheel vrij van lang haar.

Gebit: schaargebit.

Hals: middelmatig lang, edel, licht gewelfd en bedekt met zijdeachtig haar.

Lichaam: tamelijk lang, met een matig diepe en brede borstkas, goed gewelfde ribben, rechte bovenbelijning, krachtige lendenpartij.

Ledematen: de schouders liggen goed naar achteren, rechte en slanke voorbenen met geronde botten, veerkrachtige voormiddenvoet. Krachtige dijen en goede hoeking van knie- en spronggewricht. Laag aangezette, evenwijdige sprongen.

Voeten: klein, rond en gesloten, met sterke voetzolen.

Staart: hoog aangezet, zonder pluim, wordt rechtop gedragen.

Vacht: vlak, fijn en glanzend, met een zijdeachtige structuur, 13-15 cm lang. Vanaf de polsen en de sprongen tot aan de voeten mag zich geen lang haar bevinden.

Kleur: blauw met tan of grijsblauw met tan, hoe krachtiger hoe beter.

Schofthoogte: reu ca. 23 cm, teef iets kleiner