Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Lakeland Terriër

De Lakeland Terrier is afkomstig uit het Lake District, het bergachtige gebied met de vele meren in het noordwesten van Engeland. Net als vele andere terrierrassen is hij ontwikkeld voor de vossenjacht.

Zijn achtergrond moet worden gezocht bij oudere terrierrassen met goed jagersbloed. Men creeerde een ras met veel moed en vooruitstrevendheid, klein van formaat, maar met voldoende beenlengte om op de rotsrichels te springen, waar de vos zich schuil hield. De taak van de hond was de vos te vangen en deze te doden. De manier van jagen verschilt dus voor een deel van de gewone jacht met aardhonden. Het ras werd in de loop der tijd vrij typevast, niet in de laatste plaats door zijn geisoleerde geografische ligging. In 1931 werd het door de Engelse Kennel Club goedgekeurd. Tegewnoordig komt hij tamelijk veel voor en is hij geliefd als familie- en tentoonstellingshond.

De Lakeland Terriër is robuust, zeer levendig, moedig en eigenzinnig. Hij voelt zich thuis in het water voor de jacht op otters en op het land voor de jacht op vossen en dassen. Hij is zeer gehecht aan zijn baas. De Lakeland Terriër heeft een vrolijk karakter, is zachtaardig met kinderen en is aangenaam gezelschap. Wantrouwig tegenover vreemden, is het een kleine maar goede waker.

HOOFD
Goed evenredig gevormd. Vlakke schedel. Brede snuit. Krachtige kaken. Zwarte of kastanjebruine neus.

OGEN
Donker of hazelnootkleurig.

OREN
Klein, V-vormig, naar voren gedragen.
GEWICHT
6,7 – 7,7 kg.

LICHAAM
Compact. Slanke lange hals zonder keelhuid. Sterke, korte rug.

LEDEMATEN
Stevig. Goed beenderstelsel. Kleine, gesloten compacte, ronde voeten.

STAART
Goed aangezet, vrolijk gedragen maar niet op de rug of opgekruld.

VACHT
Halflang, dicht ‘waterdicht’, stug. Goede ondervacht.

KLEUR
Black-and-tan, blauw en tan, rood, tarwekleurig, vaalrood, leverkleurig, blauw of zwart. Kleine witte vlekjes aan de voeten en de borst zijn toegestaan.

SCHOFTHOOGTE
34 – 37 cm.