Voer. Mand. Speeltje. Korting.rondsnuffelen

Braque du Bourbonnais

Geschiedenis

De Braque du Bourbonnais alias de Bourbonnais Pointer behoort tot de rasgroep van de Staande Honden, van het Brak-type. Het is een sportieve hond die ontstond uit de oude Franse Brakken. De Bourbonnais heeft, zoals zijn naam laat vermoeden, zijn oorsprong in de Franse provincie Bourbon.

De Braque du Bourdonnais is volhardend, niet erg snel en heeft een scherpe neus. Hij past zich makkelijk aan elk soort terrein aan en is geschikt voor veel soorten wild. Hij is voortreffelijk in het volgen van een spoor en hij staat bekend als een specialist voor de jacht op patrijs en houtsnip. hij is vriendelijk en aanhankelijk, en daardoor een goed gezelschap. hij heeft een consequente, maar zachtaardige opvoeding nodig.

Rasbeschrijving
De Braque du Bourbonnais is een middelgrote, kortharige, nagenoeg vierkant gebouwde hond, robuust zonder log te zijn.

Hoofd: de voorsnuit is enigszins langer dan de schedel en heeft een evenwijdige belijning. De schedel is gerond, de achterhoofdsknobbel en de stop zijn licht uitgesproken. De neusrug is breed en de kaken zijn krachtig. De neusspiegel is groot en opvallend en de kleur harmonieert met de kleur van de vacht.

Ogen: groot, nootkleurig of donker barnsteenkleurig, met een vriendelijke uitdrukking.

Oren: aangezet ter hoogte van de ogen en tamelijk lang. Ze vormen een mooie omlijsting van het hoofd.

Gebit: wordt niet in de rasbeschrijving aangeven.

Hals: matig lang, sterk en gespierd. Enige keelhuid is toegestaan.

Lichaam: brede, lange en erg diepe borstkas, die tot onder de ellebogen moet reiken. Goed gewelfde ribben. Duidelijke schoft, sterke rug met licht gewelfde lendenen en croupe. Licht opgetrokken buiklijn, geen bijzonder uigesproken flanken.

Ledematen: rechte benen, die zowel van de voor- als van de achterzijde gezien evenwijdig zijn. Goede botten en een goede bespiering van de benen. Normale hoeking van voor- en achterhand, sterke sprongen.

Voeten: goed gesloten en gewelfd, met sterke voetzolen.

Staart: tamelijk laag aangezet en van nature kort, max. lengte 15 cm.

Gangwerk: vrij, met goede paslengte, tijdens de jacht een harmonische galop.

Vacht: fijn, kort en dicht. Soms iets langer op de rug.

Kleur: wit met rode tot leverbruine spikkels, gelijkelijk verdeeld over het gehele licht. Oren zijn altijd bruin.

Schofthoogte: reu 51-57 cm, teef 48-55 cm